Ga naar de inhoud

‘Sprookje’

Eten en gegeten worden.
Hem. Ze was een doodzieke pruimenboomgaard, een 'fruittuin' in het Westfries. In en bij al de dode en stervende bomen groeiden en bloeiden weelderig  prachtige planten. Distels, Paardenbloemen, Madeliefjes, Boterbloemen, Heermoes, Zevenblad, Brandnetels, Opschot,  Wilgenroosjes. Zij legden pleisters op de gewonde grond.  Ze brachten voedsel aan de egels, de muizen en de ratten. De slakken, de mieren, de mollen, de wurmen en al die hele kleine ondergrondse kruipertjes. Ook aan vele vogels, en nog heel veel meer vliegende wezens.
De vrouw kwam, keek rond en zag schoonheid in die tuin. Ze wilde er wandelen zoals in  het park uit haar jeugd met haar moeder. Madeliefjes rijgen. Ze nam een maaier en ging lopen. Ze maaide om zware pollen gras, onbekende struikjes en mierenhopen heen. Zo kronkelden paadjes over het hele land. De vogels zaaiden, de ratten begroeven de walnoten. Ze kreeg stekjes. Planten en bomen werden her en der geplant. Ze groef een vijver en verbond die met het omliggende water.
Vele jaren maaide ze paden en weiden tot het echt een wat ruig park was geworden. Dat wilde ze delen. Een park voor één mens is geen park. Er kwamen meer herinneringen uit haar jeugd. Fijne herinneringen. De herinnering aan het voorgelezen worden door haar vader was een heerlijke verrassing. Een warm, koesterend gevoel.
Voorlezen aan volwassenen! Dat wilde ze zodat ouderen zoals zij ook heerlijke herinneringen zouden herbeleven.
"De VertelTuin" was geboren. Het vertellen en het bedenken van de slenterverhalen hoorde er erbij.
Al voorlezend, vertellend, wandelend en delend werd het warme, koesterende gevoel een veilig gevoel. Voedselbron voor de mens.
Marijcke.

.